Bij het verlaten van Porto Conte namen we afscheid van Susan, zij ging verder richting het zuiden terwijl wij naar het noorden van Sardinië op weg gingen. We konden rond het eiland van Asinara varen maar in plaats daarvan kozen we de nauwe en ondiepe passage van Fornelli te nemen wat de route zo’n 20 mijl korter zou maken.
Passaggio dei Fornelli
De minimum diepte van deze doorgang is 4 meter maar alleen als je de juiste route volgt. Als je van deze route afwijkt kun je al snel in 3 meter of 2 meter terecht komen. De route wordt aangeduid met objecten op het land die op een rij komen te staan wanneer je de correct koers volgt. Na de eerste koers moet je op het juiste moment een draai van ongeveer 40 graden naar stuurboord uitvoeren om de tweede koers te volgen, deze wordt ook aangeduid met objecten op het vaste land.
Omdat we nog niet eerder zo’n soort passage hadden gedaan, deden we het op de motor in plaats van met de zeilen. Om er zeker van te zijn dat we het juiste pad volgden, hielden we ook nauwkeurig de kaartplotter en een tweede navigatiesysteem (Navionics) op het mobiel in de gaten. Zelfs met deze hulpmiddelen was het lastig om de benodigde objecten (stenen pilaren) op het land te vinden. Met name voor de tweede helft van de route was het niet echt duidelijk waar we naar op zoek waren, maar dankzij de moderne technologie (en een boot direct voor ons die dezelfde route volgde) slaagden we erin de passage zonder problemen te volbrengen.
Qua afstand stelde het niet veel voor, en in 15 minuten waren we aan de andere kant. Hier, in La Pelosa, vonden we helderblauw water en een ideale zandbodem om ons anker neer te werpen.
La Pelosa
Het nabijgelegen onbewoonde eiland was een uitermate geschikte plaats om de honden rond te laten rennen. Oivind had namelijk ook een hond aan boord: Birk, een zwartharige retriever. Dit was de eerste keer dat Puppy met Birk kennis maakten en gelukkig konden ze goed met elkaar opschieten. Omdat Birk veel groter dan Puppy was speelden ze niet zoveel samen maar aan de andere kant was er ook geen onderlinge rivaliteit. Puppy wilde graag ook de stok ophalen die voor Birk in het water gegooid werd maar ze durfde niet zover de zee in, en bovendien was Birk veel sneller dan haar. Gelukkig hebben honden geen last van een gebrek aan zelfvertrouwen en dus genoten beide viervoeters van deze weinig voorkomende gelegenheid om op het land rond te rennen.
Het water was ongelooflijk helder en dus was het ook zeker de moeite waard om onder water rond te kijken met de duikbril en snorkel. Er waren wel wat vissen maar niet zoveel en niet zoveel verschillende als we eerder gezien hadden in Formentera en Majorca. Het hoogtepunt was een grote schelp waaruit net het hoofd van een inktvis tevoorschijn kwam.
Pizza in Stintino
Op het nabijgelegen vasteland zagen we voornamelijk hotels en appartementencomplexen voor toeristen – niet zo interessant om te bezoeken. Iets verderop lag echter een klein dorpje, Stintino, waar we met de rubberboot naar toe gingen. Het was een aardige lange tocht van 40 minuten. Toen we aankwamen bij het haventje was het niet direct duidelijk waar we aan konden leggen. Uiteindelijk volgden we het voorbeeld van een andere rubberboot en meerden we aan bij een steiger die er niet uitzag alsof hij dagelijks gebruikt werd.
Na de eerste indrukken opgedaan te hebben (een aantal gelaterias, een supermarkt en een slager) moesten we ergens pizza eten – we waren uiteindelijk in Italië! De meeste restaurants zagen er redelijk duur uit maar we vonden een snackbar-achtige pizzeria die net zijn deuren opende. Het personeel waren de schorten nog aan het vastbinden maar ze heetten ons vriendelijk welkom. De ober legde uit dat ze het drinken en eten niet aan de tafel op konden dienden (waarschijnlijk vanwege het type vergunning dat ze hadden). Dus we werden uitgenodigd om zelf het drinken uit de koelkast te pakken en de pizzas bij de toonbank op te halen.
We namen een plaatselijk biertje, Ichnusa genaamd. Het etiket van het flesje was opmerkelijk: het had een afbeelding van de vlag van Sardinië wat een rood kruis is met vier geblinddoekte hoofden van Moren. Het is niet zeker wat de herkomst van de vlag is. Volgens Spaanse overlevering is het ontworpen door Koning Peter 1 van Aragon en duidt het een van zijn overwinningen aan in 1096. Tijdens deze strijd was Sint Joris hem te hulp gekomen en dit zou het Sint-Joriskruis (het rode kruis op een witte achtergrond) verklaren. De vier hoofden zouden vier Saracenen koningen zijn die tijdens het gevecht geveld waren. Een andere verklaring is dat de vlag refereert aan de Spaanse reconquista tegen de Moren. De hoofden zouden ofwel heilige vechters zijn of Moren wiens hoofden afgehakt waren. Hoe dan ook, het bier smaakte ons prima.
De pizzas werden in enkele minuten in de oven gebakken en waren, zoals we gehoopt hadden, voortreffelijk. Het personeel vermaakte zich kostelijk met onze gemengde groep van buitenlanders die nauwelijks Italiaans spraken en poseerden met brede glimlachen voor onze foto’s.
Ongeveer een uur voordat de zon onder zou gaan verlieten we Stintino met gevulde magen en een excellent humeur na onze eerste ervaring met de Italiaanse gastvrijheid. Het was een lange tocht terug naar onze boten, maar op het laatst konden we genieten van een prachtige zonsondergang. Hierdoor werd de avond helemaal onvergetelijk.
Capo Testa
Er zou de komende dagen een flinke wind opsteken en dus besloten we om verder richting het oosten te gaan voor een beter beschutte ankerplaats. De eerste helft van de 50 mijl richting de Straat van Bonifacius hielden we de motor aan. Toen nam de wind toe en konden we met 4 tot 5 knopen richting Cabo Testa zeilen. We waren niet echt onder de indruk van deze ankerplaats: de bodem was niet geweldig, er was niet veel te beleven aan land en het bood niet zoveel beschutting voor wind uit het westen.
Wind in Porto Liscia
Na de overnachting in Cape Testa haalden we het anker weer op om een betere plek 10 mijl verderop te zoeken. De wind was al aan het toenemen en was al zo’n 20 knopen. Het was enigszins vermoeiend maar wel leuk om hierin te zeilen: voorzeil uit, voorzeil weer naar binnen, hoofdzeil uit, hoofdzeil gereefd enz. We moesten ook opletten op het verkeer want nu we ons in de Straat van Bonifacius bevonden was het aanzienlijk drukker.
s/y Wilma gaat bij meer wind sneller dan Goodvibes en had het anker al liggen toen wij de baai van Porto Liscia binnenvoeren. Ze waren er echter niet zo gerust op: ze hadden in 9 meter diepte het anker laten vallen maar waren inmiddels rondgedraaid naar slechts 2,5 meter. Inmiddels was het drie uur en wij hadden nog niks gegeten dus we besloten om eerst aan de andere kant van de baai te ankeren waar de bodem wat egaler was en meer zandplekken had. Daar konden we wat eten, het weerbericht bekijken en afhankelijk daarvan een beslissing maken.
Op dat moment kwam de wind nog uit het oosten waardoor we van het strand afgeblazen werden. Over een paar uur zou de wind omdraaien naar het westen en in dat geval konden we beter aan de andere kant van de baai naast Wilma liggen. We aten snel wat pasta en staken snel over terwijl de wind even was gaan liggen.
We lieten het anker zakken in 5 meter water maar omdat de bodem zo steil afliep hadden we hetzelfde probleem als Wilma: bij de minste verandering van de windrichting dreven we richting 3 meter water of zelfs nog ondieper. Jon dook het water in om ons anker te checken en om te kijken waar het echt gevaarlijk ondiep werd (onze diepgang is 1,65 meter). De wind was inmiddels alweer rond de 20 knopen. Ik bleef aan dek om op Jon te letten en ook om een boot die vlakbij ons aan het ankeren was in de gaten te houden. Terwijl Jon onder water was kon ik zien dat we steeds verder en verder van de kust wegdreven. Gelukkig dreven we niet richting de kust maar het was wel duidelijk dat het anker niet goed vastlag. Jon zag ook dat Goodvibes steeds verder weg dreef en zwom snel weer terug. Zo gauw hij aan boord was deden we de motor aan en haalden we het anker weer omhoog.
We lieten het opnieuw zakken in iets ondieper water en lieten 40 meter ankerketting uit. Het waaide steeds harder en harder, het was nu regelmatig meer dan 30 knopen, dus we lieten nog 10 meter meer uit. De volgende uren controleerden we continue de diepte en de windrichting. Als de wind uit het westen zou blijven komen dan bleven we ongeveer parallel aan de kust, met een minimum diepte van 3 meter. Als de wind meer naar het zuiden zou draaien dan zouden we steeds dichterbij de kust komen en uiteindelijk aan de grond kunnen lopen.
Met zoveel ketting uit en onze super betrouwbare Rocna anker die nu hopelijk goed vastlag zou er weinig kans zijn dat we het anker zouden slepen. Maar de ervaring eerder die dag maakte ons toch wat wantrouwig. Die nacht sliepen we niet zo vast en elke paar uur keek een van ons of we niet te dicht bij de kust kwamen. De volgende dag bleef de wind flink waaien en we bleven benedendeks hopend dat we in diep genoeg water zouden blijven.
Cannigione
Zodra de wind verminderde wilden we weg uit deze onbetrouwbare ankerplaats. Het was ook hoognodig om ons water bij te vullen, onze afval kwijt te raken en wat boodschappen te doen.
We vertrokken rond lunchtijd voor een kort tochtje met uitstekende zeil omstandigheden. We hadden 10 tot 15 knopen in de rug en moesten een flink aantal keer overstag gaan om de juiste koers te varen met de Maddalena eilanden in het noorden en de kust van Sardinië ten zuiden van ons. We hadden gehoord dat dit gebied in juli en augustus ontzettend druk was maar het viel best mee. Er waren wat veerboten waar we goed op moesten letten en er waren een flink aantal andere zeilboten die we moesten ontwijken maar het was niet belachelijk druk. We hoefden de motor niet een keer aan te zetten en we hadden er veel lol in om onze zeiltechnieken te verbeteren.
Uiteindelijk kwamen we aan in Cannigione. De diepte was hier bijna overal 5 meter en dus hoefden we ons geen zorgen te maken om in ondiep water terecht te komen. Het was niet zo gemakkelijk om hier aan land te gaan. Normaal gesproken is er een gedeelte van de kade of een pier waar je je rubberboot vast kunt leggen. Of in rustigere gebieden kun je de boot op het strand slepen. Nergens in de haven leek echter een ofwel formele ofwel informele aanlegplaats voor rubberboten te zijn. Na een aantal rondjes gemaakt te hebben vonden we een klein strandje net buiten het centrum van het dorp waar we de boot aan land konden brengen. Het was slechts 10 minuten lopen naar het dorp maar je vraagt je af waarom de haven of de gemeente er niet voor zorgt dat opvarenden van boten die voor anker liggen aan land kunnen gaan. In bijna alle gevallen komen we daar om geld uit te geven: in restaurants, in winkels… Het is dus in hun eigen belang om ons toe te laten. Zo zie je maar weer wat een van onze dagelijkse taken is: hoe kom je aan land?
Afgezien daarvan is Cannigione een aangenaam plaatsje. Er is een winkel met boot artikelen, verschillende pizzerias (uiteraard moesten we op zijn minst een daarvan proberen) en een redelijk grote supermarkt. Het is ook een uitermate geschikte plaats om de Maddalena eilanden te verkennen – de volgende bestemming.
2 Comments on “Zeilen in Noord Sardinië”
Hoi Zeezeiliers,
Wat is het toch prachtig wat jullie allemaal meemaken. En wat een mooie foto’s !! Ik heb de kaart er maar even bij gepakt om de jullie oversteek te bekijken.
veel plezier verder.
Lieve groet
Leuk om te weten dat mijn blog trouw gelezen wordt. Ik ben van plan om een kaart aan de website toe te voegen, met onze route daarop aangegeven, maar ben er nog niet aan toegekomen.